In het vierde deel schreef ik dat Grote Pier met zijn Arumer Zwarte Hoop, samen met Gelderse huurlingen, vanaf de Zuiderzee hun aanval openden op de stad Medemblik en hoe de rovende, moordende en brandstichtende bende verder trok. Na de val van Alkmaar zou Grote Pier zich hebben teruggetrokken, terwijl de Geldersen hun wrede tocht voortzetten in de richting van Gelderland, om ook daar de aanwezige Habsburgers een lesje te leren. In dit, tevens laatste artikel, zal iets zeggen hoe het met de stad Medemblik, Grote Pier en zijn Gelderse bondgenoten verder afliep.
(Door ing. Ben Dijkhuis)
Pier trekt zich terug in Sneek
De expansiepolitiek van de Hertog van Gelre begon steeds grotere vormen aan te nemen. Hij was zo in zijn sas met de slagkracht van de Arumer Zwarte Hoop, dat hij extra beroep op Pier en zijn manschappen deed, om hem verder bij zijn expansiedrift te helpen. Zo stelde hij voor om Kleef (tegenwoordig een Duitse streek aan de Gelderse grens) te helpen veroveren. Pier weigerde dit echter. Er kwam bovendien een einde aan de piraterij van Grote Pier op de Zuiderzee, zoals blijkt uit een lezing van Nidek en LeLong:
“Dit [de piraterij] duurde zo lang, tot dat men overeen kwam om een zeker getal oorlogschepen uit te rusten, die onder bevel van ANTHONIS VAN DEN HOUTE, Heer van Flateren, order ontfingen, om op de zuiderzee te kruissen en vry op de zeeschuimers te roven; dit was van dat gevolg, dat de Gelderschen onder Lange PIER het water moesten ruimen, en de ontmenschte bevelhebber, moede van zyne roveryen en stroperyen, begaf zich naar Sneek, alwaar hy eene zeer stelle levensmanier aannam.”
Pier begon te begrijpen dat hij door de Karel van Gelre als pion werd gebruikt en begon de ware bedoelingen van de hertog te begrijpen, dat ook de bezetting van Friesland deel uitmaakte van zijn uitbreidingsoorlog en helemaal niets te maken had met de Friese vrijheid, waar Grote Pier zich juist voor inzette. Daarop besloot hij zich uit de strijd terug te trekken om in Sneek tijdens de rest van zijn leven een rustig bestaan te leiden.
Thabor meldt dat op 18 oktober 1520 (St. Lucasnacht), Pier in zijn bed in zijn woning in Sneek kwam te overlijden.
Over de plaats waar hij begraven ligt, bestaat een waas van geheimzinnigheid, wat kennelijk bij deze beruchte, maar legendarisch persoon past. Men neemt aan dat hij in de Grote Kerk van Sneek is begraven, maar dat is op zijn minst zeker.
Er wordt beweerd dat zijn neef Wyerd Jelckama, die de bijnaam Grutte Wierd had, hem mogelijk als leider van de Arumer Zwarte Hoop had opgevolgd.
In dit verband kan gezegd worden, dat volgens de kroniekschrijver Dirk Burger van Schoorel, er in 1522 nog interventies, door de Gelderse Friezen in de Hollandse gewesten plaatsvonden. Met name de eilanden Texel en Wieringen waren de klos. Beide eilanden werden voor een groot bedrag gebrandschat, terwijl de inwoners ook nog eens van hun goederen werden beroofd. De overvallers zouden zelfs de burgemeesters van Texel hebben gegijzeld en naar Sneek hebben meegenomen.
De Geldersen verslagen
Overigens leidde de expansieoorlog van Geldersen in 1522 tot een hoogtepunt, waarbij, naast Friesland en Groningen ook het gebied van het Oversticht (nu Overijssel en Drenthe) onder controle van Karel van Gelre kwam. Dit werd mede mogelijk dankzij het optreden van de schurkachtige maarschalk Maarten van Rossum, die in 1518 door Karel van Gelre tot stadhouder van Friesland was benoemd. Toch moest de hertog uiteindelijk het onderspit delven. In 1543 kwam er een eind aan de macht van de Geldersen, nadat Karel V het Spaans-Habsburgse gezag over de betrokken gebieden van de Lage Landen had overgenomen.
De wederopbouw van Medemblik
Het mag duidelijk zijn dat de aanval van Grote Pier en zijn trawanten, er voor hebben gezorgd dat de stad Medemblik zodanig was verwoest, dat de financiële schade nooit door de bevolking opgehoest kon worden.
Er kwam echter vanuit verschillende kanten ondersteuning, zowel vanuit kerkelijke, als niet-kerkelijke bronnen in de vorm van geldelijke steun of uitstel van betalingen. In 1521 werd Medemblik vrijgesteld van betalingen over de periode 1517 tot en met Kerst 1520. De bisschop van Utrecht, Filips van Bourgondië gaf toestemming om in zijn bisdom geld in te zamelen, waarbij de schenkers een aflaat (kwijtschelding van straf) van 40 dagen ontvingen.
Het stadsbestuur van Medemblik stelde een zekere Alexander Clerck aan om in de bisdommen Keulen, Munster, Utrecht en Luik geld in te zamelen. De opbrengst was zodanig dat men in 1523 een gedeelte van de kerk in gebruik kon worden genomen. In 1548 kwam het nieuwe stadhuis in gereedheid.
Herinneringen aan Grote Pier
In het eerste artikel heb ik melding gemaakt van het vermeende zwaard van Grote Pier, dat zich in het Fries Museum in Leeuwarden bevindt. Dit enorme wapen is een aantal jaren geleden nog een onderwerp van controverse geweest, omdat een Texaanse Amerikaan het zwaard claimde, daar hij beweerde dat hij een erfgenaam van Wyerd Jelckama zou zijn.
De helm, waarvan men aanneemt dat deze van Grote Pier is geweest wordt bewaard in het stadhuis van Sneek.
In het centrum van zijn geboorteplaats Kimswerd is een standbeeld geplaatst met de beeltenis van Pier. Dit beeld is vervaardigd door de Friese kunstenaar Anne Woudwijk. Volgens deze beeldhouwer was Grote Pier niet de gevierde Friese vrijheidsstrijder, maar in werkelijkheid laat zijn personage zien waar een mens toe in staat is als zijn basisbehoeften en -bestaan wordt ontnomen. Niettemin wordt Pier in Friesland nog steeds gezien als een ware volksheld die voor de Friese vrijheid heeft gevochten.
De inwoners van de stad Medemblik, die de bloedige aanval hadden overleefd, konden niet vermoeden, dat zij in de ‘eeuw der rampen’ aan nog meer onheil werden blootgesteld. In 1555 brak er weer een stadsbrand uit, die dit keer vanuit eigen gelederen was ontstaan, waarbij Medemblik voor de tweede keer grotendeels in de as werd gelegd.
Bibliografie
Geraadpleegde bronnen:
- Peter Jacobsz. van Thabor; Historie van Vriesland; ca. 1526. In: H.W.C.A. Visser, H. Amersfoordt (red.); Archief voor vaderlandsche, en inzonderheid Vriesche geschiedenis, oudheid- en taalkunde, deel 2; Leeuwarden; 1828; p. 225-227, 259
- B.J. Zilverberg; Grote Pier en Medemblik (1517); West-Frieslands Oud en Nieuw, 26e bundel; 1959, Historisch Genootschap ‘Oud West-Friesland, Hoorn; p. 39-43.
- J. Blok, P.C. Molhuysen; Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek, Deel 1; 1911, A.W. Seithofs Uitgevers Maatschappij, Leiden; p. 62
- Deel 2; 1912; p. 392
- Deel 10; 1937; p. 442
- Jacobus Kok; Vaderlandsch Woordenboek, 25e deel; 1791, Amsterdam; p. 17-21
- Schoorl; Een ongeluk komt zelden alleen, Medemblik tussen 1477 en 1556, een stad door rampen getroffen. In: F.J. Bakker, W.F.M. Brieffies, C.A. van Zijverderden (red.); Een nieuw Medeblikker Scharre-Zootje; 1989; Pirola, Schoorl; p. 43/4
- Theodorus Velius; Chronijck vande Stadt van Hoorn; 1604; Hoorn; p. 100-105
- Dirk Burger van Schoorel; Cronyk van Medenblik; 1728; Hoorn; pp. 19-21
- de Vries Az; Het dijks- en molenbestuur in Holland’s Noorderkwartier; 1876; Koninklijke Akademie van Wetenschappen, C.G. van der Pest, Amsterdam; p. 30
- Eekhof; De questierders van den aflaat in de Noordelijke Nederlanden; 1909; Martinus Nijhoff, ‘s-Gravenhage; Bijlagen: C-CIII.
- Brouërius van Nidek, I. Le Long, A. Rademaker; Kabinet van Nederlandsche en Kleefsche oudheden, eerste deel; 1792; J.A. Crajenschot, Amsterdam; p. 135/6.
- Petrus Scriverius; Hollandsche, Zeelandsche ende Vriesche Chronyck: ofte een gedenckwaerdige beschryvingh van den oorsprong, opkomst en voortgang, der selver landen; Johanes Veely & Jasper Doll, Den Haag; 1677, p. 46-48.
Lezenswaardig op het Internet:
- De Kanon fan de Fryske skiedenis: http://www.11en30.nu/
- http://www.gruttepierdefamylje.nl
- http://www.friesmuseum.nl/
- http://mnskp.nl/zwaard-grutte-pier-geschiedenis/
- http://vanderkrogt.net/standbeelden/object.php?record=FR25da
De vorige 4 delen teruglezen?