In de eerste aflevering van deze artikelenserie, heb ik iets verteld over de persoon Grote Pier en de verhalen die over hem de ronde doen. Dit keer wil ik iets vertellen over de politieke achtergronden van de tijd waarin Pier leefde, dat is zo rond 1500. In deel drie zal ik beschrijven hoe het komt dat Pier als een eenvoudige boer in Kimswerd veranderde tot een woest krijgsman.
Door ing. Ben Dijkhuis
Wat er aan vooraf ging
Daarvoor moeten we eerst terug naar het einde van de 15e eeuw. Dit was een ingewikkelde tijd met veel politieke strijd, dat gepaard ging met voortdurende landjepik. Rond deze periode is er een eind gekomen aan de Bourgondische tijd van de Lage Landen. Maria van Bourgondië was de laatste erfgenaam van het erfgebied van haar vader Karel de Stoute. Door een zorgvuldig gekozen huwelijk is zij in 1477 getrouwd met Maximiliaan I van Oostenrijk uit het Habsburger huis. De Habsburgers worden in dit verband ook wel de ‘Bourgondische’Habsburgers genoemd.
Na haar dood ging het erfrecht over naar haar zoon Filips de Schone, maar vanwege zijn minderjarigheid, nam zijn vader Maximiliaan in 1494 de honneurs waar. Een ander deel van het Bourgondische rijk, het Hertogdom Bourgondië kwam in handen van de Franse koning Lodewijk XI.
Nu is het zo dat een zeer groot deel van West-Europa feitelijk tot een groot rijk behoorde. Dit was het Heilige Roomse Rijk, waarvan het grootste gebied werd gevormd door het huidige Duitsland, maar ook de Lage Landen maakten daar deel van uit. Omdat Maximiliaan ook nog eens keizer van dit Rijk was, wordt hiermee aangegeven dat hij een erg machtig man moet zijn geweest.
Hoe zat nu de vork in de politiek-geografische steel. Ik zal het toelichten met een beknopt overzicht van de verschillende gebieden:
- De gewesten van de Lage Landen voorheen de Bourgondische Nederlanden, kwamen sinds 1477 in handen van de ‘Bourgondische’ Habsburgers, waaronder Holland, Zeeland, Brabant, Vlaanderen en Henegouwen.
- Het Sticht (Utrecht) en Oversticht (Overijssel en Drenthe) die onder het gezag van de bisschoppen van Utrecht stonden.
- Gelre (Gelderland), maakte eveneens voorheen deel uit van de Bourgondische Nederlanden, maar werd tegen de wil van de Habsburgers een onderwerp van onafhankelijkheidsstrijd en expansiepolitiek. Dit onder leiding van de Hertog Karel van Gelre.
- Friesland, het noordelijk gebied van de Lage Landen met de huidige provincies Friesland en Groningen, alsmede het aanliggende Oost-Friesland (in het tegenwoordige Duitsland).
Gelre nam dus een aparte positie in tegenover de Habsburgers. Karel van Gelre, een telg uit het geslacht van Egmond, werd in 1492 hertog van dit gebied. In 1506 sloot hij een verbond met de Franse koning. Karel voelde zich daardoor gesterkt bij allerlei gewapende conflicten tegen de Habsburgers. Omdat Maximiliaan in 1508 vrede sloot met de Franse koning, moest ook Karel de strijd staken. Dat wil niet zeggen dat zijn expansiedrift daarmee getemd was.
In de Lage Landen kon Maximiliaan niet overal tegelijkertijd met zijn manschappen aanwezig zijn. Zo kreeg hij de hulp van Albrecht van Saksen, die de gewesten, met name Holland en Zeeland met zijn leger onder controle hield. Maximiliaan was daar kennelijk zo mee in zijn sas dat hij Albrecht van Saksen de functie van landvoogd toekende.
Albrecht speelde een niet onbelangrijke rol in Medemblik. Mede omdat hij een flink bedrag had voorgeschoten om de soldij van de manschappen te betalen, kreeg hij zelfs het kasteel in onderpand en verbleef daar regelmatig.
Albrecht trad in deze hoedanigheid bijvoorbeeld hard op tegen de deelnemers van de Kaas- en Broodopstand (1491-92). Zo veroordeelde hij 135 opstandelingen, waaronder 10 poorters van Medemblik. Ze werden verplicht om schaars gekleed, barrevoets en met een wit stokje in de hand, Albrecht vergiffenis te vragen. Na betaling van 300 Andriesguldens werd deze vergiffenis gegeven. Wat met diegenen gebeurde, die dit bedrag niet konden ophoesten, laat zich raden.
In Friesland hadden de inwoners van oudsher geen echte staatsvorm met een staatshoofd aan de leiding, maar vormden een zogenaamde vrijstaat, waarin men het liefst het feodalisme van de diverse ‘buitenlandse’ heersers buiten de deur wilde houden. Het rechtssysteem was nog steeds geënt op de Lex Frisionum, dat ooit door Karel de Grote werd ingevoerd. Zo’n vrijstaat binnen het Heilige Roomse Rijk was een doorn in het oog van Maximiliaan.
Friesland was opgedeeld in personele tribale gebieden met een eigen heer. Deze hoofden hadden hun domicilie in zogenaamde stinsen (‘steenhuizen’, versterkte kasteelachtige woonhuizen). Ondanks dat men veel waarde hechte aan de Friese vrijheid begonnen zich toch hevige interne conflicten op te treden.
Er bestond al een lange tijd een verwoede strijd tussen twee rivaliserende groepen die de Schieringers en Vetkopers werden genoemd. Waar deze eigenaardige namen vandaan komen is vooralsnog een raadsel.
In ieder geval, toen de Schieringers in het nauw werden gebracht zonden ze in 1498 een delegatie naar Medemblik (of Meissen) om steun aan Albrecht van Saksen te vragen. Dit kwam Maximiliaan goed uit omdat dit voor hem de mogelijkheid gaf om Friesland onder invloed van de Habsburgers te brengen. Prompt werd Albrecht tot potestaat (militair machthebber, gouverneur) van Friesland en Groningen benoemd.
De Saksers bezetten Friesland
Uitgerust met soldaten en wapentuig trok Albrecht in zijn oorlogsschepen richting Friesland. Hij landde op 19 juli 1499 in Harlingen en werd aanvankelijk met enthousiasme ontvangen. Uiteindelijk wist hij in Friesland grotendeels orde op zaken te stellen.
Albrecht werd ook als heer van Groningen erkend. Dit laatste was kennelijk niet naar de zin van graaf Edzard I van Oost-Friesland, die er toe overging om Groningen binnen te vallen. Albrecht ging in de tegenaanval, maar gedurende deze strijd, op 12 september 1500 overleed hij aan een ziekte. Zijn zoon Georg van Saksen werd zijn erfelijke opvolger.
Opstand tegen de Saksers
Oorlog voeren kost veel geld, waarbij de zwaksten van de samenleving meestal de kinderen van de rekening zijn. Het ligt dus voor de hand dat de kosten op de bewoners van het Friese platteland werden verhaald. Ondanks het aanvankelijke welkom dat Albrecht van de Friezen mocht ontvangen, begon bij de plattelandsbevolking hoe langer hoe meer weerstand te ontwikkelen.
Niet alleen onder Albrechts gezag, maar ook die van zijn twee zoons Hendrik en Georg werd er een waar schrikbewind gevoerd. Men ging daarbij over tot het heffen van ongewoon zware belastingen. Daardoor bleef een opstand niet uit. In deze situatie werd Hendrik in de stad Franeker, waar het bestuurscentrum van de Saksers was gevestigd, in het nauw gedreven en moest worden ontzet.
Tot zover een kort relevant overzicht van de politieke situatie van rond 1500. In het volgende artikel, wordt het duidelijk hoe Grote Pier, als strijder voor een vrij Friesland in beeld kwam.